Residentie Mirabel: jouw oase van welzijn aan de Luxemburgse grens
Ontdek residentie Mirabel, een vastgoedjuweeltje in de stad Kurt, vlak bij de Luxemburgse grens. Deze residentie biedt je gemakkelijke toegang tot Luxemburg-stad, veel lokale voorzieningen in de buurt en een moderne woonervaring. Mirabel is je kans om je droom waar te maken en een woning in Luxemburg te kopen.
De rust van een woonwijk
De nieuwe residentie Mirabel van Antonissen vind je in de wijk Kurt in Olm, onderdeel van de gemeente Kehlen. De rust die er heerst is een belangrijke troef van deze woonwijk. Als bewoner geniet je er van een ongeëvenaard wooncomfort, zonder dat je evenwel ver verwijderd bent van alle essentiële winkels en andere voorzieningen. Residentie Mirabel is dan ook het perfecte compromis tussen rustig wonen en de nabijheid van alles wat je nodig hebt.
Ode aan ruimte en licht
Het nieuwe project Mirabel bestaat uit twee huizen met mooi beige en lichtbruin pleisterwerk. Dankzij de donkergrijze kleur biedt het aluminium schrijnwerk een indrukwekkend contrast met het pleisterwerk.
De woning aan de linkerkant is verdeeld in twee ruime duplexen, terwijl de woning aan de rechterkant is opgedeeld in twee royale triplexen. De appartementen variëren in grootte van 140 m² tot 155 m² en bieden elk een lichte, open woonkamer met keuken, minstens drie slaapkamers en twee badkamers. Vanuit de woonkamer heb je direct toegang tot een terras of een privétuin, perfect om te genieten van het buitenleven. Bovendien beschikt elke woning over een kelder, een garage en extra buitenparkeerruimte.
"Ik hoorde via vrienden over Antonissen Development Group en kwam zo in contact met een aantal van hun projecten. Sindsdien ben ik de gelukkige eigenaar van een appartement dat ik kocht voor mijn kinderen, in Zurenborgpoort. Tijdens het hele proces had ik steeds een goed contact met de mensen van Antonissen. Ik vond het ook fijn dat ze me voortdurend op de hoogte hielden van de vooruitgang van de werkzaamheden en de evolutie van ons appartement en het gebouw.”
Danny Haveneers
